Tot 2019 was er weinig geregeld in de huurregelgeving wanneer mensen samenwoonden maar niet getrouwd of wettelijk samenwonend waren. Dat bracht onzekerheid voor koppels die feitelijk samenwoonden, maar nog meer voor mensen die wel samen huurden maar geen gezin vormen. Erika Verscheure behandelde deze thematiek in haar doctoraat. Wij vroegen ons af wat woningdelen nu precies inhoudt en hoe de huurregelgeving daar rekening mee houdt.
Wanneer spreken we over woningdelen?
Verscheure: Zodra twee personen samenwonen en geen gezin vormen, spreken we over woningdelen. Onder een gezin begrijpen we vaak een partnerrelatie of ouder-kindrelatie, maar dat kan je nog wat breder interpreteren. Denk bijvoorbeeld aan samenwonende broers, zussen, neven of nichten. Val je niet in zo’n gezinsvorm maar woon je wel samen en deel je de meeste ruimtes, dan doe je aan woningdelen. De laatste 10 jaar is dat heel erg opgekomen.
Wat is het verschil met cohousing?
Verscheure: Bij cohousing wordt er minder gedeeld. Elk huishouden heeft een eigen zelfstandige woonruimte, maar deze maakt deel uit van een groter geheel waar dingen gedeeld worden zoals een tuin, een gastenkamer of gedeelde leefruimte.
Gemeenschappelijk wonen is de overkoepelende term die we gebruiken en waaronder dus zowel cohousing als woningdelen vallen.
Zien we dat deze manier van wonen de laatste jaren vaker voorkomt in Vlaanderen?
Verscheure: Ja, zowel bij de vraag- en aanbodzijde zijn er evoluties geweest. Vroeger associeerden we woningdelen vooral met het ‘friends’-wonen of zelfs het ‘kotmadam’-fenomeen. Maar ten eerste duurt de overgangsfase van jongeren naar volwassenheid vandaag langer dan vroeger, en blijft men dus langer in de sfeer van samenwonen hangen. Ten tweede is ook de vraag gegroeid van meer kwetsbare mensen die geen alternatief hebben en hopen om zo wat lagere woonkosten te hebben.
Ook investeerders hebben de toegenomen vraag opgepikt, want in de laatste tien jaar is internationaal een tendens van professionalisering te merken. Het kan voor hen financieel interessant zijn om bijvoorbeeld grote herenhuizen op te kopen in centrumsteden en daar gemeenschappelijk wonen in te voorzien aan onder meer expats of internationale studenten. Dit fenomeen is uitgegroeid naar een eigen subvorm van woningdelen, namelijk co-living.
Waar moeten mensen rekening mee houden als ze aan woningdelen doen?
Verscheure: De rechtspraak heeft een aantal criteria uitgewerkt om te oordelen of er samengewoond wordt als aparte huishoudens of als één huishouden. Je wordt niet als samenwonend aanzien als het overgewicht van het huishouden ligt bij het individu en niet bij de gemeenschap. Dat is belangrijk voor je statuut in de sociale zekerheid.
Op dit moment is er vooral een risico is voor woongemeenschappen die heel veel delen. Denk dan aan vaak samen eten, taken van het huishouden samen doen, vervoersmiddelen delen, gemeenschappelijk boodschappen doen of heel veel tijd samen doorbrengen. Maar dat is een minderheid van de situaties.
Het andere belangrijkste risico is wanneer iemand van je medebewoners schulden heeft en er een deurwaarder aan de deur staat. Deze kan beslag leggen op alle goederen die hij in de woning aantreft. Hij heeft niet de verplichting om na te gaan van welke bewoner iets is. Het is aan de bewoners zelf om te zeggen en aan te tonen wat hun spullen zijn. Voor dingen die in de gemeenschappelijke ruimte liggen, is dat vaak meer problematisch dan wat in de aparte kamers ligt.
Je onderzoek ging specifiek over woningdelen op de private huurmarkt. Sinds 2019 bestaat daar specifieke regelgeving over. Was dat nodig?
Verscheure: Ik vind het toch een grote stap vooruit. Het toont durf dat ze zo’n regeling hebben durven uitwerken en het verbetert zeker de situatie van mensen die feitelijk samenwonen.
Het interessante is dat nu geregeld is dat iemand kan toetreden tot het huurcontract en de verhuurder daar niet zoveel tegenin kan brengen. Aan de andere kant is er nu ook een individuele opzegmogelijkheid. Wil één van de bewoners weg, dan kan dat nu. Vroeger was daar veel discussie over.
Wat voor mij nog ontbreekt, is de situatie waarbij de bewoners het samenwonen willen stopzetten, maar ze het niet eens zijn over wie mag blijven in de woning. Anders gezegd: je kan nu wel zelf vertrekken, maar je kan niet bekomen dat de andere moet vertrekken. Ik ben van mening dat er zo’n uitsluitingsrecht zou moeten bestaan, maar wel met tussenkomst van een rechter. Dit zou heel nuttig zijn voor bijvoorbeeld een klassiek gezin dat niet getrouwd is met kinderen. Als zij uit elkaar zijn, kan de stabiliteit van de woning belangrijk zijn voor de kinderen. Nu is dat geen rechtsgrond waar de rechter rekening mee kan houden, behalve wanneer iemand iets verkeerd heeft gedaan, wat niet noodzakelijk het geval is.
Het is zo dat de huurregelgeving de verhouding regelt tussen huurders en verhuurders, maar niet zozeer tussen de huurders onderling. Denk je dat er ook nood is aan regels daarvoor?
Verscheure: Ik zou dat niet in de wetgeving gieten, maar het informeel karakter van samenwonen zo veel mogelijk proberen te bewaren. Al mag het zeker aangemoedigd worden dat huurders onderling afspraken maken. Je moet dan een evenwicht zien te vinden tussen flexibiliteit, wat voor veel woongemeenschappen belangrijk is, en goede afspraken.
Nog een slotvraagje: als je samenwoont met anderen en één iemand gaat weg, wat doe je dan met eventuele huurschade en met de huurwaarborg?
Verscheure: Ik zou aanraden om eerst samen na te gaan of huurschade is. Als er geen huurschade is, er geen probleem. Als er wel huurschade is, dan lijkt het me best dat de vertrekkende persoon de huurschade betaalt aan de overblijvende huurders. Na zijn opzegperiode is de vertrekkende huurder namelijk niet meer aansprakelijk voor schade tegenover de verhuurder.
De huurwaarborg mag zolang de huurovereenkomst loopt niet vrijgegeven worden, behalve als je dat overeenkomt met alle partijen. Maar dat zal de verhuurder vaak niet willen. Meestal wordt dat dus onderling geregeld. Als er al een nieuwe huurder is die in de plaats komt, kan die zijn deeltje huurwaarborg meteen aan de vertrekkende huurder betalen. Maar dat kan enkel als er geen huurschade is. Als er wel huurschade is, dan is het aangewezen dat de woongemeenschap de schuld van de huurschade verrekent met zijn deeltje huurwaarborg.
Op een moment dat velen op zoek zijn naar een betaalbare, kwaliteitsvolle woning, is het lastig om te zien dat zoveel woningen leegstaan. Bond Beter Leefmilieu (BBL) ging op onderzoek en vroeg zich af hoeveel leegstand er is in Vlaanderen. We spraken Angelos Koutsis, beleidsexpert bij BBL.
Waarom vonden jullie het belangrijk om leegstand in Vlaanderen te onderzoeken?
Koutsis: Niemand wil leegstand in hun buurt, want leegstand zorgt voor verloedering, kan een gevoel van onveiligheid geven en is een aantrekkingspool voor andere problemen: ongedierte vandalisme, sluikstorten ,… En toch, zagen we dat er veel leegstand is in Vlaanderen, maar ook dat er niet altijd bereidheid is om daar iets aan te doen. Sommige gemeenten voeren een actief beleid, maar andere helemaal niet.
Het is nochtans belangrijk om leegstand te vermijden en op te lossen. Het kan meer betaalbare woningen opleveren en de klimaatimpact van de bouwsector beperken. Want renovaties van bestaande gebouwen zijn beter voor het klimaat dan nieuwbouw. Uit ons rapport blijkt dat dit potentieel groot is, zo ligt 78% van de leegstand in Vlaanderen relatief goed, nabij openbaar vervoer, winkels, sportcentra, enzovoort
Over hoeveel leegstaande woningen spreken we in Vlaanderen?
Koutsis: Er zijn nu 30.000 leegstaande woningen in Vlaanderen. De vorige cijfers dateren van 2016. Toen waren er 20.000 leegstaande woningen. Een stevige stijging van 50%. We hopen dat ons rapport de politiek kan aanzetten tot actie en kan leiden tot positieve verandering.
Zijn er grote verschillen tussen bepaalde regio’s? Of tussen stad en platteland?
Koutsis: Toch wel. In absolute cijfers is er natuurlijk meer leegstand in de grotere steden. Maar als je de leegstand afzet tegenover het totale aantal woningen van een stad of gemeente, dan zien we dat het platteland slechter scoort. Al doen sommige plattelandsregio’s het door hun aanpak toch goed. Rond de Westhoek zien we een hoge leegstandsgraad met in de regio Midwest 1,86% leegstand. Maar in de Kempen aan de andere kant valt het veel beter mee.
Dat is omdat ze daar beslist hebben om actief in te zetten op leegstandsbestrijding. De gemeentes maken er twee keer per jaar een vermoedenslijst op van panden waarvan ze denken dat ze leegstaan. Die geven ze dan door aan hun intergemeentelijk samenwerkingsverband die nagaat of die panden effectief leegstaan of niet. Iemand is daar voltijds mee bezig. Dat is veel interessanter dan overal een gemeentelijke ambtenaar die dat er dan maar even bij moet nemen.
Tegelijkertijd werken ze ook samen met Saamo via hun verhuurpromotor-project. Zij ondersteunen eigenaars van leegstaande woningen van A tot Z en begeleiden hen in de renovatie. In ruil wordt dan woning vaak aangeboden voor sociale verhuur. Zo kunnen eigenaars rekenen op ontzorging tijdens de renovatie, maar ook tijdens de verhuur achteraf. Daarbij komt dat die panden zo ook op een sociale manier worden ingezet.
Dat klinkt als een aanpak die navolging verdient in de rest van Vlaanderen. Zien jullie nog oplossingen om leegstand terug te dringen?
Koutsis: Eerst en vooral moeten we weten hoe groot het probleem exact is. Onze cijfers bestaan uit cijfers van een parlementaire vraag, aangevuld met een eigen onderzoek. Maar dan nog is dit een onderschatting. Er blijft onduidelijkheid over hoe groot het probleem is. We denken dat het interessant kan zijn om eigenaars van leegstaande panden te verplichten om de leegstand zelf te melden aan de gemeente.
We kunnen ook inspiratie halen uit Antwerpen. Zij hebben een interactieve kaart gemaakt van hun leegstandregister die iedereen kan bekijken. Dat is een interessante bron voor bijvoorbeeld projectontwikkelaars of voor andere initiatieven die werken rond leegstand, zoals het Pandschap. Zo’n kaart zou op Vlaams niveau moeten beschikbaar zijn
Een tweede stap is een preventieve aanpak. Er is veel aandacht nodig voor goede informatie en begeleiding van eigenaars. Notarissen zouden hierover moeten informeren, maar bijvoorbeeld ook woonzorgcentra die horen dat iemand bij hen komt wonen die hun eigendom verlaten.
Een derde stap is begeleiding en ontzorging zoals de gemeenten in de Kempen doen. Vaak zijn mensen overweldigd, hebben ze duizend-en-een dingen aan hun hoofd en hebben ze dus geen mentale ruimte over zich bezig te houden met een leegstaand pand. Begeleiding en ontzorging is dan essentieel om deze groep te helpen.
En uiteraard is beboeten nooit fijn, maar boetes werken wel. Staat een pand dus lange tijd leeg, dan moet een systeem met substantiële leegstandheffingen in werking treden. In de meest hardnekkige gevallen kan ook het sociaal beheersrecht gebruikt worden. Dan neemt de gemeente het beheer van de woning over, zorgt ze voor de renovatie en verhuurt nadien zelf de woning sociaal tot de kost van de renovatie terugverdiend is.
Lees hier het volledige rapport.
Afgelopen vrijdag klopte de Vlaamse Regering een nieuw groeipad af voor meer sociale woningen. Tegen 2042, binnen 17 jaar, moeten alle Vlaamse gemeenten samen 45.000 extra sociale woningen bouwen. Ze krijgen elk een aantal opgelegd, dat herverdeeld kan worden binnen het werkingsgebied van de woonmaatschappij die daar actief is. Er kunnen nog tot 11.000 extra sociale woningen gebouwd worden door gemeenten die meer willen doen dan het minimale. Dat betekent dat er tegen 2042 maximaal 56.000 extra sociale woningen kunnen bijkomen.
Te laat en te weinig
Het was lang wachten op een nieuw groeipad voor sociale woningen. Er kwamen de afgelopen jaren amper sociale woningen bij, en de vorige minister van Wonen, Matthias Diependaele, liet na om een nieuwe langetermijndoelstelling te bepalen. Terwijl iedereen weet: een sociale woning staat er niet van vandaag op morgen. Een doorlooptijd van minder dan drie jaar is zo goed als ondenkbaar. Dat de Vlaamse Regering nu pas een nieuw groeipad besliste, is dus jaren te laat.
Dat het toch gelukt is, klinkt bijna als een overwinning. Maar moeten we werkelijk blij zijn met een groeipad dat uitblinkt in gebrek aan ambitie? Amper een kwart van de Vlaamse huishoudens die vandaag op de wachtlijst staat voor een sociale woning zal tegen 2042 geholpen zijn. Dat staat haaks op de recente veroordeling van het Vlaamse woonbeleid door het Europees Comité voor Sociale Rechten én op het Woonbeleidsplan 2050, dat betaalbaar wonen voor élk Vlaams huishouden belooft.
De lat ligt zo laag dat je niet eens hoeft te springen om erover te kunnen. En dat is pijnlijk, want dat gebrek aan ambitie straalt af op de vele lokale besturen die de nieuwe opgelegde doelstellingen niet als een minimum, maar als een maximum zullen lezen.
Wonen op papier
In 2009 werd al beslist om 50.000 sociale woningen extra te bouwen tegen 2020. Die deadline werd twee keer uitgesteld, uiteindelijk tot december 2025. Vandaag blijkt dat meer dan 10.000 van die geplande sociale woningen niet gerealiseerd werden.
Een belangrijke oorzaak: gemeenten werden niet gesanctioneerd wanneer ze hun doelstellingen niet haalden. Het ‘bindend’ sociaal objectief bleek in werkelijkheid helemaal niet bindend. Dat wordt nu gelukkig anders, want er komt een boete voor gemeenten die geen zin hebben om meer sociale woningen te bouwen. Een goede zaak, zeker omdat die boetes rechtstreeks in de vorm van een huurpremie vloeien naar mensen die daardoor langer moeten wachten op een sociale woning. Maar de vraag blijft: zijn die boetes hoog genoeg om het verschil te maken?
Aanpassing financieringssysteem?
Een andere reden, vaak aangehaald door woonmaatschappijen, is dat hun financiering ontoereikend is. Daardoor zijn ze minder geneigd om volop in te zetten op maximale groei. We hebben nood aan stabiele en financieel sterke woonmaatschappijen, dus juichen we toe dat de Vlaamse Regering besliste om meer tussen te komen in de financiering van hun leningen. Alleen betekent dit dat er met hetzelfde budget minder sociale woningen kunnen worden gebouwd. Tegelijk moeten nieuwe sociale huurders straks hogere huurprijzen te betalen wat hun armoederisico dreigt te vergroten. De precieze uitwerking is nog onduidelijk, maar deze zogenaamde oplossing dreigt zo vooral een nieuw probleem te creëren.
Waar moeten die woningen komen?
Maar ook gronden zijn schaars, wat een rem kan zetten op nieuwe ontwikkelingen. We pleiten daarom al langer voor een aanpak waarbij in grotere private ontwikkelingen een verplicht aandeel sociale woningen worden opgelegd. Minister Depraetere kondigde in haar beleidsverklaring een robuust en juridisch sluitend kader aan dat kan worden ingezet door gemeenten die daar gebruik van willen maken. Maar opvallend genoeg zweeg ze daar afgelopen weekend over.
Imago
Minder stil was de minister over de verstrenging van de taal- en werkvoorwaarde. Net als haar voorgangers laat ze blijkbaar geen kans onbenut om te wijzen op plichten van sociale huurders en kandidaat-huurders die losstaan van de woonbehoefte. Dat draagt bij aan de perceptie dat sociale huurders en kandidaat-huurders de taal niet zouden willen spreken of niet zouden willen werken, wat niet alleen onjuist is, maar ook de aandacht afleidt van de structurele tekortkomingen van ons woonbeleid.
Vlaanderen blijft achter
De harde conclusie is dat onze sociale huurmarkt al jarenlang klein wordt gehouden. Met dit groeipad komen we de volgende 17 jaar geen stap dichter bij de realisatie van het recht op wonen. We blijven steken op 6% sociale woningen, aanzienlijk minder dan de ons omringende landen. Dat is een ontnuchterende boodschap, niet in het minst voor al die mensen op de steeds langer wordende wachtlijst die zich moeten behelpen in een onbetaalbare, onzekere en/of slechte woning op de losgeslagen private huurmarkt.
De Vlaamse Regering past vanaf 1 oktober 2025 de regels over de eigendomsvoorwaarde binnen sociale huur aan. Dat gebeurt nadat het Vlaams Huurdersplatform naar de Raad van State trok die zich uitsprak in een arrest op 17 september 2024. De Raad van State oordeelde dat het onrechtvaardig is om mensen met een klein stukje eigendom hetzelfde te behandelen als volledige eigenaars.
Wat verandert er?
Tot nu toe werd je uitgesloten van sociale huur zodra je een woning of bouwgrond volledig of gedeeltelijk in eigendom had. Ook wie enkel een klein aandeel erfde of via een schenking kreeg, kwam niet in aanmerking. Het arrest van de Raad van State heeft duidelijk gemaakt dat zulke situaties in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. Daarom voert de Vlaamse Regering nu een correctie door.
Vanaf 1 oktober 2025 geldt het volgende:
• Volledige eigendom blijft uitgesloten: wie volledig eigenaar wordt van een woning of bouwgrond, kan geen sociale woning huren. Bestaande huurders die tijdens hun contract volledig eigenaar worden, krijgen zoals nu een termijn om die woning te verkopen. Gebeurt dat niet, dan moeten ze de sociale woning verlaten.
• Gedeeltelijke eigendom telt niet meer mee: wie slechts een deel van een woning of bouwgrond bezit (bijvoorbeeld via erfenis of schenking), mag dat aandeel houden en toch sociale huurder of kandidaat blijven. Je hoeft dat aandeel dus niet meer te verkopen of weg te schenken.
• Vrijwillig eigendom weggeven blijft uitgesloten: wie in de drie jaar vóór de inschrijving bewust een deel van zijn woning heeft geschonken of verkocht om aan de voorwaarden te voldoen, komt nog steeds niet in aanmerking.
Een voorbeeld
Sarah huurt al enkele jaren een sociale woning. Wanneer haar vader overlijdt, erft ze samen met haar broer en zus een derde van het ouderlijk huis. Onder de oude regels zou Sarah haar sociale woning verliezen, tenzij ze haar erfdeel zou verkopen of weggeven. Dat zorgde vaak voor spanningen binnen families, want niet iedereen wilde verkopen.
Vanaf 1 oktober 2025 hoeft Sarah zich daarover geen zorgen meer te maken: haar gedeeltelijk eigendom telt niet langer als uitsluitingsgrond. Alleen wie volledig eigenaar wordt van een woning, moet nog een keuze maken.
Voor kandidaat-huurders
Ook voor wie nog op de wachtlijst staat, verandert er iets. Tot nu toe konden kandidaat-huurders worden geschrapt zodra bleek dat ze (gedeeltelijk) eigenaar waren. Dat zal voortaan niet meer gebeuren bij onvrijwillig mede-eigenaarschap, zoals bij een erfenis. Enkel vrijwillige overdrachten in de drie jaar vóór inschrijving of actualisering blijven een probleem.
De controle gebeurt bij inschrijving in het centraal inschrijvingsregister. Er wordt nagegaan of je in de voorbije drie jaar vrijwillig een deel van je eigendom hebt afgestaan. Dit wordt ook opnieuw nagegaan bij de tweejaarlijkse actualisering van je dossier en bij de toewijzing van een woning.
Breder toepassingsgebied
De nieuwe regels gelden niet enkel voor sociale huur. Ze zijn ook van toepassing op sociale koopwoningen, sociale kavels, huurwaarborgleningen en bijzondere sociale leningen.
Nog onduidelijkheden
Hoewel deze hervorming een belangrijke stap vooruit is, blijven we met enkele vragen zitten:
• Voor huurders: er zijn gezinnen die in het verleden hun sociale woning verloren omdat ze gedeeltelijk eigenaar werden. Sommige huurders hebben hun aandeel van de (erf)woning weggeschonken of voor een zeer lage prijs verkocht. Voorlopig is er geen herstel of compensatie voorzien.
• Voor kandidaat-huurders: wie van de wachtlijst werd geschrapt omwille van gedeeltelijk eigendom, kan zich opnieuw inschrijven. Minister Depraetere beloofde dat ze met behoud van hun oorspronkelijke inschrijvingsdatum terug op de lijst zouden komen. In de gewijzigde regelgeving vinden we daar echter nog niets over terug. Ook is er nog geen compensatie voorzien voor kandidaat-huurders die hierdoor hun huurpremie verloren.
Conclusie
De nieuwe regels zorgen voor meer rechtvaardigheid. Een gedeeltelijk eigendom hoeft voortaan geen drama meer te betekenen: je hoeft je erfdeel niet te verkopen of weg te schenken om recht te blijven hebben op een sociale woning. Toch blijven er voor huurders en kandidaat-huurders die in het verleden getroffen zijn door de oude regels, nog veel vragen onbeantwoord.
Tot 2019 mocht een verhuurder een huurwaarborg vragen gelijk aan twee maanden huur. Sindsdien mogen verhuurders drie maanden huurwaarborg vragen. De meeste doen dat ook. Met een gemiddelde huurprijs van 744 euro betekent dit een gemiddelde huurwaarborg van 2.232 euro. Aangezien er zo’n 550.000 huurdershuishoudens op de private huurmarkt huren, zijn er ongeveer 550.000 huurwaarborgrekeningen waarop in totaal meer dan 1 miljard euro staat.
Veel gedoe voor weinig centen
Doordat dit grote bedrag verdeeld wordt over vele aparte rekeningen, brengt dit geld amper iets op. En ook voor de banken is dit geen interessant product, want het is veel gedoe voor, vanuit hun perspectief, heel beperkte bedragen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat BNP Paribas Fortis op zijn website eerst doorverwijst naar het huurwaarborgsysteem van de federale overheid (e-DEPO applicatie), vooraleer toe te leiden naar hun eigen huurwaarborgsysteem.
Ook andere banken worstelen met hun huurwaarborgrekeningen. Niet in het minst wanneer er discussies ontstaan op het einde van de huur. Bij Korfine, waar de huurwaarborg in een verzekeringsproduct wordt gesteld, stellen we dan weer vast dat de vrijgaves van de huurwaarborgen lang op zich laten wachten.
Financiële last
Tegelijk geeft amper 29% van de private huurders aan dat ze zonder moeite de huurwaarborg kunnen neertellen. Dat is niet verwonderlijk. Zomaar drie maanden huurwaarborg storten op het moment dat je ook de eerste maand huur moet betalen en geconfronteerd wordt met verhuis- en installatiekosten in de nieuwe woning is helemaal niet evident.
Daarom heeft de Vlaamse overheid op het moment dat de huurwaarborg verhoogd werd naar drie maanden ook een huurwaarborglening opgezet. Eind 2024 beheerde het Vlaams Woningfonds 10.638 leningen voor een huurwaarborg.
Tegelijk weten we dat 34 % van alle private huurders na het betalen van hun huur te weinig overhoudt om nog menswaardig te leven. Voor deze mensen zal een leningsmechanisme nooit een oplossing zijn. Zo werd de aanvraag van 1.397 huishoudens geweigerd omdat er al betalingsachterstand is. Deze mensen moeten rekenen op het OCMW, dat op verschillende plaatsen andere werkwijzes hanteert. In Brussel hebben ze daar een oplossing voor gevonden dankzij het BRUHWA-fonds, waar ze de huurwaarborg voorschieten.
Centraal huurwaarborgfonds
Zowel vanuit financieel perspectief, als vanuit het recht op wonen, biedt een centraal huurwaarborgfonds de oplossing. Zo’n centraal huurwaarborgfonds zou in handen van de Vlaamse overheid moeten zijn en in plaats van elke huurwaarborg apart te houden, zouden alle huurwaarborgen in dit fonds terecht moeten komen. Zo kan dit miljard euro aan huurwaarborgen veel beter geïnvesteerd worden dan nu het geval is.
Er kan zo ook op maat gewerkt worden om huurders op gepaste wijze hun huurwaarborg neer te tellen, zonder hen plots in de problemen te brengen, terwijl aan de verhuurder maximale zekerheid wordt gegeven dat een bedrag ter waarde van de huurwaarborg altijd ter beschikking is in het geval van huurachterstal of huurschade op het einde van de huur.
Lees hier ook het nieuwsartikel in het Laatste Nieuws over dit onderwerp.
Op 23 december 2023 lanceerde het Vlaams Huurdersplatform een procedure bij de Raad van State over de uitwerking van de vermogenstoets in de sociale huur. Op 30 juni 2025 oordeelde de Raad van State dat de vermogenstoets in de sociale huur stand houdt.
Regelgeving
Om sociale huurder te worden moet je aan verschillende voorwaarden voldoen. Toenmalig minister van Wonen Matthias Diependaele besliste in 2023 dat ook het vermogen van een kandidaat-sociale huurder onderzocht moest worden. Een alleenstaande kandidaat-huurder mag sindsdien niet meer dan 30.636 euro op zijn rekeningen hebben, een koppel niet meer dan 45.952 euro.
Raad van State
Het Vlaams Huurdersplatform legde deze regeling voor aan de Raad van State. De Vlaamse Regering liet namelijk na om deze grensbedragen te onderbouwen. Wordt je pensioenverzekering net uitgekeerd of heb je net wat teveel gespaard voor je oude dag, dan word je uitgesloten van de sociale huur. Ook mensen met een beperking of met verwachte gezondheidskosten in de toekomst geven te kennen dat zij moeilijk op de private huurmarkt terecht kunnen zonder stelselmatig aan hun spaarpotje te moeten knabbelen.
De Raad van State oordeelde echter dat de Vlaamse Regering veel vrijheid heeft om over de grensbedragen te beslissen en dat niet bewezen werd dat dit deze bedragen leiden tot een aanzienlijke achteruitgang. De Raad van State besliste daarom om de vermogenstoets te behouden.
Woonbehoefte
Dat juridisch oordeel neemt niet weg dat we weldegelijk vragen kunnen stellen bij de huidige vermogenstoets. We blijven verhalen binnenkrijgen van mensen die net iets teveel centen op hun rekening hebben, maar die weldegelijk een woonbehoefte hebben omdat ze een zeer laag inkomen hebben.
We zullen deze problematiek blijven aankaarten bij huidig minister van Wonen Melissa Depraetere, die al opdracht gaf aan het Steunpunt Wonen om na te gaan welke grensbedragen wel rechtvaardig zijn en of er ook rekening gehouden moet worden met specifieke doelgroepen. De resultaten van dit onderzoek zullen we eind dit jaar kennen.
Na een jarenlange juridische procedure vernietigde de Raad van State op aandringen van het Vlaams Huurdersplatform de eigendomsvoorwaarde in de sociale huur. De Vlaamse Regering moet daardoor tegen eind 2025 een nieuwe regeling beslissen. Recent werd op voorzet van minister van Wonen Melissa Depraetere een nieuwe regeling afgesproken binnen de Vlaamse Regering. Voor de slachtoffers van de onwettige eigendomsvoorwaarde werden maatregelen aangekondigd, maar de uitwerking blijft nog onduidelijk.
Onwettige eigendomsvoorwaarde
Wie zelf een woning bezit, heeft geen nood aan een sociale huurwoning. Daarom mocht je als (kandidaat-) sociale huurder geen woning volledig in volle eigendom of vruchtgebruik hebben in binnen- of buitenland. Die voorwaarde werd nadien verstrengd: ook wie slechts een deel van een woning in volle eigendom of vruchtgebruik had, werd niet meer toegelaten. Zelfs kandidaten op de wachtlijst mochten geen deeltje van een woning bezitten.
Maar het is niet omdat je bijvoorbeeld één achtste van een woning erft, dat je plots geen woonbehoefte meer hebt. Bovendien is het niet zo evident, en kost het vaak heel wat centen, om van dat stukje eigendom af te raken. Deze mensen uitsluiten van sociale huur voelde bijzonder onrechtvaardig. Het Vlaams Huurdersplatform stapte daarom naar de Raad van State, waar ze gelijk kreeg. Dit verplichtte Minister van Wonen Melissa Depraetere en met haar de Vlaamse Regering om de eigendomsvoorwaarde te herzien.
Contouren nieuwe eigendomsvoorwaarde
Op de ministerraad van 25 april 2025 werd een nieuwe regeling voorgesteld en principieel goedgekeurd. Dat betekent dat de regeling nog niet definitief is, maar dat we nu wel zicht krijgen op hoe de nieuwe eigendomsvoorwaarde er vermoedelijk zal uitzien. Er is nog geen specifieke datum bepaald voor de inwerkingtreding, maar dit zal zeker nog dit jaar zijn.
Volgens de nieuwe regeling mag je nog steeds geen woning volledig in volle eigendom of vruchtgebruik hebben. Dat is logisch, want in dat geval kan je zelf in een woonoplossing voorzien, zonder afhankelijk te zijn van anderen. Wie echter slechts een deel van een woning bezit, zal wel opnieuw sociaal kunnen huren. Er is wel één uitzondering: wie eerst volledig eigenaar was van een woning, maar de afgelopen drie jaar bewust een stukje heeft vervreemd (verkocht, geschonken, …), zal geen sociale huurder kunnen worden. Die voorwaarde is bedoeld om misbruik te voorkomen.
Heel concreet: je mag als sociale huurder of als kandidaat-huurder opnieuw een deel van een woning bezitten, tenzij je eerst volledig eigenaar was en je de laatste drie jaar een deel van de woning hebt weggeschonken of verkocht.
Deze voorwaarde zal ook gelden voor de huurwaarborglening, de bijzondere sociale lening, sociale koopwoningen en sociale kavels, en de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen.
Het Vlaams Huurdersplatform is verheugd met deze nieuwe regeling.
Gedupeerden
De onwettige voorwaarde troffen de voorbije jaren heel wat sociale huurders en kandidaat-huurders. Zo werden er sociale huurders uit hun woning gezet en werden kandidaten geschrapt van de inschrijvingslijst.
Het Vlaams Huurdersplatform heeft er steeds voor geijverd om ook voor deze mensen een regeling te treffen. Minister van Wonen Melissa Depraetere lijkt daar oor naar te hebben. Ze beloofde het volgende:
“Ik vind het belangrijk dat we mensen die onterecht uit hun woning zijn gezet, helpen. Daarom zullen zij prioritair een nieuwe sociale woning krijgen. Mensen die omwille van deze maatregel werden geschrapt van de wachtlijst, zullen hun originele plek op de wachtlijst terugkrijgen. Zij kunnen hiervoor binnenkort terecht bij de woonmaatschappijen. Kregen zij een huurpremie, zullen zij deze ook opnieuw ontvangen. Na de definitieve goedkeuring van deze nieuwe wetgeving kunnen gedupeerden zich tot de woonmaatschappij wenden.”
De precieze uitwerking van deze belofte is nog niet bekend. Dit zal pas duidelijk worden wanneer de nieuwe eigendomsvoorwaarde officieel in werking treedt. We houden u op de hoogte zodra hierover meer bekend is.
Voor het eerst sinds eind 2022 zijn er nieuwe cijfers over het aantal huishoudens op de wachtlijst voor een sociale woning. Daaruit blijkt dat de wachtlijst is aangedikt tot 199.085 huishoudens. Dit is 13% meer dan eind 2022, toen er 176.026 gezinnen op de lijst stonden. De stijging is opmerkelijk, zeker gezien de recente actualisatie van de inschrijvingsdossiers.
Bron cijfers: Wonen in Vlaanderen
Eén centraal inschrijvingsregister
Terwijl de sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren fusioneerden tot woonmaatschappijen, werd er ook werk gemaakt van een centraal inschrijvingsregister. Er is nu dus één wachtlijst waar alle kandidaten voor een sociale huurwoning op terug te vinden zijn. De oude wachtlijsten werden samengevoegd. Alle kandidaten moesten hun kandidatuur herbevestigen en opnieuw aantonen dat ze nog aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoen.
Net zoals bij eerdere actualisatieperiodes zorgde dat voor heel wat schrappingen. Zo werden er tijdens deze oefening 38.801 huishoudens geschrapt. Dat komt bijvoorbeeld omdat mensen geen nood meer hebben aan een sociale woning of ze slagen er om administratieve redenen niet in om hun kandidatuur te herbevestigen. In dezelfde periode schreven 52.322 nieuwe kandidaten zich in. Dit overtreft dus ruimschoots het aantal schrappingen. Tegelijk kwamen er de laatste jaren amper nieuwe sociale woning bij en moesten er veel gerenoveerd worden. Zo wordt de wachtlijst voor een sociale woning alleen maar langer.
De woonproblematiek gaat breder
We willen nog benadrukken dat de woonnood nog veel groter is dan louter de mensen die op de wachtlijst voor een sociale woning staan. Veel mensen die op de private huurmarkt slecht wonen, te hoge huurprijzen betalen of er in voortdurende onzekerheid leven, zijn toch niet ingeschreven voor een sociale woning. Ze weten bijvoorbeeld niet dat ze in aanmerking komen, weten niet hoe ze zich kunnen inschrijven, botsen op de administratie die ermee gepaard gaat of ze willen geen sociale huurder worden wegens het stigma dat er aan vast hangt.
Een wachtlijst met bijna 200.000 huishoudens is een schandvlek voor een welvarende regio als Vlaanderen, met grote gevolgen voor mensen in kwetsbare woonposities. Het Europees Comité voor Sociale Rechten veroordeelde Vlaanderen recent nog voor het tekort aan sociale woningen en het gebrek aan ondersteuning op de private huurmarkt. We vragen daarom dringend een nieuw en ambitieus groeipad voor de sociale huur, gecombineerd met een volwaardig en ondersteunend beleid voor de private huurmarkt op korte termijn.
De sterkste stijging zien we bij alleenstaande kandidaat-huurders. Deze groep is nu goed voor de helft van de totale wachtlijst. Ben je benieuwd wie er allemaal op de wachtlijst staat? Hier kan je de analyse van de cijfers van 2022 raadplegen.
Voor veel huurders was het gebruik van zonne-energie tot nu toe moeilijk. Maar daar komt verandering in. Je kunt nu als huurder ook zelf zonnepanelen kopen die je makkelijk in het stopcontact kunt steken. Tot nu toe was dit verboden, maar dat is vanaf 17 april niet langer het geval. Er zijn wel een paar dingen waar je op moet letten.
Wat zijn ‘plug in’ zonnepanelen?
Huurders hadden vaak geen mogelijkheid om zonnepanelen te gebruiken, omdat er geen plek was op het dak of de verhuurder of de VME (vereniging van mede-eigenaars) hier niet in wilden investeren. Maar nu is er een oplossing: vanaf 17 april kun je zelf ‘plug in’ zonnepanelen aansluiten. Dit zijn losse panelen die je gewoon in het stopcontact steekt. Je hebt geen installateur nodig en je hoeft het niet te melden bij Fluvius, de netbeheerder.
Waar moet je rekening mee houden?
- ·Je mag maximaal 800 watt aan ‘plug in’ zonnepanelen aansluiten. Dit komt neer op een tweetal standaard zonnepanelen. Er zijn ook krachtigere panelen, dus bekijk goed hoeveel vermogen de panelen hebben. Opgepast, als je meer dan 800 watt aansluit, kan je het elektriciteitsnet beschadigen of zelfs brand veroorzaken.
- De omvormer van de zonnepanelen moet goedgekeurd zijn door Synergrid, de organisatie van Belgische elektriciteit- en gasnetbeheerders. Je kunt op hun website checken of de panelen die je wil kopen goedgekeurd zijn: Synergrid goedgekeurde panelen. Vermijd zonnepanelen die niet goedgekeurd zijn, want dan is er een groot veiligheidsrisico.
- Als je in een appartementsgebouw woont, kunnen er regels zijn over het uiterlijk van het gebouw in het reglement van inwendige orde of in het reglement van mede-eigendom. Als je zonnepanelen op je balkon plaatst, kunnen deze regels geschonden worden. Ook de draagkracht van het elektriciteitsnetwerk in het gebouw kan belangrijk zijn. Neem contact op met je verhuurder of de syndicus als je hier twijfels over hebt.
- Omdat het om verplaatsbare zonnepanelen gaat, heb je geen vergunning nodig. Maar sommige gemeenten willen niet dat deze panelen het straatbeeld veranderen. Het is dus goed om bij je lokale bestuur te informeren of hierover specifieke stedenbouwkundige regels bestaan.
- Zorg ervoor dat je zonnepanelen op een plek staan waar ze maximaal zonlicht kunnen vangen. Dit is meestal de zuidkant van je woning, maar ook het westen of oosten kunnen goede opties zijn. Zorg er voor dat de panelen goed (blijven) vastzitten, ook bij storm.
Is het voordelig?
Het kan een interessante investering zijn, maar dat hangt af van je situatie. Hoe meer zon je zonnepanelen vangen en hoe meer energie je verbruikt wanneer de zon schijnt, hoe voordeliger het is. Ook de elektriciteitsprijzen en de aankoopprijs van de zonnepanelen kunnen in de toekomst veranderen. Een voordeel als huurder is in elk geval dat je de zonnepanelen mee kunt nemen wanneer je verhuist.
Melissa Depraetere (Vooruit) is nu al enkele maanden de minister voor wonen. Ze geeft in dit interview zelf tekst en uitleg over het nieuwe Vlaamse regeerakkoord. Wat staat huurders de komende jaren te wachten?

Openingsvraagje om te weten wie Melissa Depraetere precies is: wat zouden de vijf trefwoorden zijn mocht je een vraag in De slimste mens ter wereld zijn?
Minister van wonen, sociaal (of socialist), koopkracht, tegen onrechtvaardigheid, en zeker ook belangrijk: de Chiro.
Hoe waren je eerste maanden als minister? Geschrokken van de vele uitdagingen op de huurmarkt?
Het was heel druk. Je krijgt meteen heel veel dossiers op je bord voorgeschoteld en je wil natuurlijk zo snel mogelijk beginnen om van alles op te lossen. Maar goed, ondertussen zijn onze beleidsplannen opgemaakt en liggen onze prioriteiten vast. Het thema wonen was nieuw voor mij, maar voordien focuste ik me in het federale parlement op consumentenbescherming, wat toch raakpunten met huren heeft. Ik groeide op in een kleine stad, en veel van mijn vrienden zijn in Gent blijven plakken en zijn ondertussen op zoek naar een koopwoning, maar toch ook steeds vaker naar iets om te huren. Daar is het, zoals in andere grote steden, allesbehalve evident om een betaalbare huurwoning te vinden. Zeker als er soms dertig kandidaten voor één enkel huurappartement staan aan te schuiven, wat de druk nog groter maakt.
Zijn er plannen om die huurmarkt betaalbaar en kwaliteitsvol te maken?
Ja, maar ik wil jewel meegeven dat we op de drie fronten gaan werken, omdat die elkaar toch beïnvloeden: sociaal wonen, huren en kopen.Als we bijvoorbeeld veel meer socialewoningen gaan bouwen, zal dit ongetwijfeld druk wegnemen van de private huurmarkt.
Verhuur- en indexatieverbod voor slechte woningen
Wat we specifiek de komende jaren voor de huurder gaan doen, en wat al door de vorige regering was ingesteld, is een verhuur verbod vanaf 2030 voor energieverslindende woningen met E- en F-label. Die zorgen niet alleen voor heel dure energiefacturen, maar hebben ook een impact op de gezondheid van de bewoners omdat ze tegelijk vaak met vochtproblemen kampen. We gaan zelfs nog een stapje verder. Vanaf 2028 zal de huurprijs van dergelijke woningen niet langer mogen worden geïndexeerd. Dat zal een invloed hebbenop de koopkracht van de huurder, maar hopelijk de verhuurder ook stimuleren om toch de nodige investeringen in zijn huurwoning te doen, wat moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het huurwoningenbestand.
Riskeren we geen huurprijsverhogingen als de verhuurder investeringen opgelegd krijgt?
Op langere termijn misschien wel, daar moeten we eerlijk in zijn. De verhuurder kan de huurprijs wel niet zomaar eenzijdig optrekken. Maar het is belangrijk dat die woningen beter worden en dat de energiefactuur zakt. Tegelijk zal de verhuurder de waarde van zijn pand zien stijgen. En vooral, die slechte woningen moeten er vanaf 2030 gewoon uit.
Steeds meer steden en gemeenten verplichten het conformiteitsattest voor huurwoningen. Zal dat ook op Vlaams niveau gebeuren?
Dat is inderdaad de bedoeling. Naast koopkracht van de huurder en de betaalbaarheid van de woning, is de kwaliteit minstens even belangrijk. Je leeft per slot van rekening in de woning. Een goede, gezonde woning is de start van alles. Vandaar dat op termijn het conformiteitsattest in heel Vlaanderen wordt verplicht. De kwaliteit moet overal dezelfde zijn en mag niet afhangen van de gemeente waar je huurt. Dat dossier is nu in volle voorbereiding. We zullen deze legislatuur alles beslissen zodat dit bij de volgende legislatuur in werking kan treden.
Dan zullen veel verhuurders moeten beginnen renoveren?£
Klopt. We willen hen hierin echt stimuleren, ook met heuse masterplannen voor appartementsgebouwen. Ik wil niet veralgemenen, maar het is ergens wel logisch dat als iemand die zijn eigen woning bewoont en een tweede verhuurt, het extra geld dat hij heeft, liever in zijn eigen woning stopt. Maar wie verhuurt, zal ook zijn deel moeten doen. We willen hen echt aanzetten om ook in de verhuurde woning te investeren.
Een Gentse studie toonde onlangs aan dat niet enkel kandidaathuurders met een migratieachtergrond worden geweerd, maar ook mensen met een fysieke beperking. Waarom zijn er geen praktijktesten op de huurmarkt voorzien, en wel op de arbeidsmarkt?
Persoonlijk ben ik voorstander van praktijktesten. Ze hebben effect, al is het alleen al om te sensibiliseren. Het laat je er toch bij stilstaan dat veel mensen nood hebben aan een woning en dat er helaas nog altijd wordt gediscrimineerd. Maar het heeft jammer genoeg het regeerakkoord niet gehaald. Wel voor de arbeidsmarkt, waar de werkgevers professionele organisaties zijn, wat bij veel private verhuurders niet het geval is. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we ook andere maatregelen zullen nemen.
Aanpassingen in de huurreglementering
Het woninghuurdecreet werd de afgelopen periode grondig geëvalueerd. Staan er op korte termijn aanpassingen gepland?
In elk geval niet eerstdaags. We maken wel de oefening om in één keer grondige aanpassingen door te voeren, ook al is dat dan in een later stadium. Het staat dus op de agenda. Ik denk hierbij meteen ook aan een Vlaamse registratiedatabank, zodat we ervoor kunnen zorgen dat huurders automatisch bepaalde tegemoetkomingen toegekend krijgen waar ze recht op hebben, zonder dat ze hiervoor zelf eerst ingewikkelde procedures moeten doorworstelen. Schoolvoorbeeld is de vermindering van de onroerende voorheffing, waar velen zelfs niet van het bestaan op de hoogte zijn en op die manier veel geld mislopen, geld dat ze best wel zouden kunnen gebruiken. Ook de huurwaarborglening bij het Vlaams woningfonds wordt iets laagdrempeliger, in die zin dat we de afbetalingstijd verlengen van 24 naar 36 maanden. En ook in de budgethuur zien we nog mogelijkheden om betaalbare woningen te voorzien.
Een harde werkelijkheid. In Vlaanderen zijn er ongeveer 20.000 mensen zonder een thuis, van wie een derde kinderen.
Ook hier gaat onze bekommernis naar uit, maar ik kan jammer genoeg niet beloven dat we het probleem volledig zullen kunnen oplossen. De groep is te groot en erg divers. Het gaat niet enkel om mensen met een psychische problematiek maar ook bijvoorbeeld om jonge gezinnen die telkens voor enkele nachten van het ene naar het andere familielid trekken. Ik ga hierin ook samenwerken met collega Caroline Gennez die bevoegd is voor welzijn, waar er toch enkele linken zijn. Op Housing First is de voorbije jaren fors ingezet. En ook de gerechtelijke uithuiszettingsprocedure moet een stuk menselijker. Zo zorgden we er al voor dat de deurwaarder niet langer de schoollaptop uit de slaapkamer van de kinderen kan halen, wat erg traumatiserend was.
Dringend meer sociale woningen gevraagd
Laten we het hebben over de sociale huurmarkt. Hoeveel sociale woningen komen erbij?
We kunnen daar vandaag moeilijk een exact aantal op kleven, het gaat wel richting tienduizenden. We hebben er een historisch bedrag voor uitgetrokken, zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Daarnaast zorgen we ook voor nieuwe regels zodat elke gemeente haar deel doet. Zo komt er een nieuw bindend sociaal objectief waarmee de lokale besturen rekening zullen moeten houden om een minimaal aantal sociale woningen op hun grondgebied te voorzien en waarin we hen trouwens zullen bijstaan. Er zijn nog altijd hardleerse gemeentebesturen die weigeren om extra aanbod te voorzien. Die gaan we beboeten, en dat bedrag zal rechtstreeks gaan naar de mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale woning.
Je bedoelt de huurpremie?
Inderdaad. Ik denk dat dit maar rechtvaardig is, en meteen ook een manier om ervoor te zorgen dat ons aanbod van sociale woningen echt omhooggaat.
Sociale huur is, zowel voor zittende huurder als voor kandidaathuurders, strenger geworden. Blijft dit zo of krijgen we een ommezwaai?
Een combinatie van beide. We gaan in elk geval niet alles overboord gooien. Er zijn de laatste tijd regels bijgekomen die ik persoonlijk nuttig vind. Maar de focus van de woonmaatschappijen gaat opnieuw naar hun kerntaak: het bouwen en renoveren van woningen en het begeleiden van huurders waar nodig. De afgelopen jaren hebben ze zich te veel moeten bezighouden met de verplichte fusies en het invullen van de nieuwe toewijzingsregels. Het is niet mijn bedoeling om daar nog eens een hele set nieuwe regels aan toe te voegen. Nu moet er vooral veel aanbod komen.
Maar als je hint op de taalvoorwaarde, het verplicht Nederlands leren, dat vind ik wel nuttig. Zo niet riskeer je dat het draagvlak voor sociale woonwijken verkleint. Kennis van de taal bevordert de integratie en vormt de hefboom voor een beter leven in de samenleving. Hetzelfde geldt voor het hebben van werk. Het te volgen traject bij de VDAB blijft overeind en wordt zelfs een stukje strenger. We moeten de mensen wel eerst wat ademruimte geven. Ik vind het trouwens mijn taak als minister om het draagvlak voor de sociale huur opnieuw te vergroten. Op dat vlak komt er wel een trendbreuk: die beeldvorming moet veranderen.
Strenge toewijzingsregels blijven overeind
Blijft lokale woonbinding overeind in de toewijzing?
We breiden die uit. Er komt ook voorrang voor mensen die in een bepaalde gemeente werken. Om het nog even over werk te hebben. Als je dan een job vindt, maar de werkplek bevindt zich twee gemeenten verder, moet je er ook kunnen geraken. Lang niet iedereen heeft een wagen voor de deur staan. Dan komt het erop neer dat je in de buurt kan wonen. Ook sociaal.
Je was nog maar net minister of de Raad van State vernietigde de verstrengde eigendomsvoorwaarde. Je mag geen volledige woning in eigen bezit hebben om sociale huurder te blijven. Maar ook als je maar een stukje eigendom erfde, werd je sociale huurder af, tenzij je je ervan ontdeed. Dat laatste werd dus vernietigd. Ook jij noemde dat een pestmaatregel.
Mensen die een vierde van de ouderlijke woonst erven, kunnen niet meteen zelf in hun eigen woonbehoefte voorzien, wat net de bedoeling van de sociale huur is. Dat vond ik dus een onrechtvaardige maatregel. Ik ben blij dat de Raad van State ons verplicht om met iets anders over de brug te komen. We zijn daar volop mee bezig, en voor mij is het wel belangrijk dat die mensen niet op straat terechtkomen. De middelentoets daarentegen blijft wel behouden.
Kort gezegd voor onze lezers: de middelen- of vermogenstoets betekent dat je als kandidaat geen te grote spaarboek mag hebben. Indien van wel, krijg je geen sociale woning.
Inderdaad. Ik snap ook heus wel dat dit in sommige gevallen tot onbedoelde situaties kan leiden, maar ergens moeten we de grens durven trekken. En ik vind het niet kunnen dat dit enkel geldt in de sociale huur. Vandaar dat ik heb voorgesteld om die toets ook in te voeren voor mensen die een renovatiepremie willen. We zien CEO’s met nochtans meer dan voldoende middelen, zichzelf een klein loon uitkeren om zo toch steun te kunnen trekken. Als we streng zijn, moeten we streng zijn voor iedereen.
Een vraag om af te ronden. Onder andere door de besparingen in het verleden kunnen de huurdersbonden de vraag naar professioneel huuradvies amper bijbenen. Hoe sta jij hier tegenover?
Eerst en vooral vind ik dat de huurdersbonden fantastisch werk leveren en dat het belangrijk is dat ze blijven bestaan. Ik merk zelf ook in mijn mailbox hoeveel huurders met vragen zitten en niet goed weten waar ze ermee naartoe moeten. Huurders bevinden zich tegenover hun verhuurder soms in een kwetsbare positie. Dan is het belangrijk dat daar een organisatie zoals jullie tussen zit om hen advies en informatie te geven. Chapeau dus!
