Woonwagenbewoners in Vlaanderen

Gepost op 2021-01-19

Het schrijnende verhaal van eeuwenlange uitsluiting en het totaal gebrek aan aandacht vanuit het overheidsbeleid.

Telkens opnieuw diezelfde achterdocht en onbegrip, en eeuwenlang, zonder oponthoud, opgejaagd, niet alleen jijzelf of je hele familie maar zelfs je hele gemeenschap. Dat is wat de woonwagenbewoners in Vlaanderen al eeuwen overkomt. Maar wie zijn ze, vanwaar komen ze, hoe leven ze en op welke manier pakt ons beleid hun woonsituatie aan?

 

Kim Janssens van het Minderhedenforum schreef er een intrigerend boek over: Een leven lang opgejaagd. De plek van woonwagenbewoners in Vlaanderen. Door haar jarenlange praktijkexpertise verzamelde ze unieke getuigenissen van de woonwagenpopulatie in Vlaanderen en Brussel. Het boek biedt een verhelderende kijk in de cultuur van het wonen op wielen, hoe ze het zelf ervaren om nooit welkom te zijn en hoe de Vlaamse overheid dit momenteel aanpakt, en hoe dat eigenlijk zou moeten. Het Minderhedenforum vertegenwoordigt etnisch-culturele verenigingen in Vlaanderen en Brussel en geeft mensen met een migratieachtergrond een stem.

Voyageurs, Manoesjen en Roms vs. Roma

Al sinds de vijftiende eeuw trekken er woonwagens rond in Vlaanderen. Het gaat overwegend om drie groepen: de Voyageurs (= reizigers), de Manoesjen en de Roms. Voyageurs zijn Vlamingen die om economische redenen een rondtrekkend bestaan leidden. Vroeger kwamen ze aan de kost met seizoensarbeid, zoals het helpen bij de oogst, of ze leurden deur aan deur met kleine huishoudwaren. Daarnaast zijn er de Manoesjfamilies, die oorspronkelijk uit India komen. De oudere generatie leeft nog volgens de oude tradities, zoals het naleven van bepaalde kledingregels. Zo dragen de mannen te allen tijde een pak en zal je hen nooit in korte of joggingsbroek zien. Nu hebben ze allemaal de Belgische nationaliteit. Ook het overgrote deel van de Roms is afkomstig uit het noorden van India. In Europa woonden de meesten in de Balkan en Centraal- en Oost-Europa. Sinds de afschaffing van de slavernij in Roemenië op het einde van de negentiende eeuw, zijn er heel wat naar West-Europa getrokken.

Bijna alle Roms in ons land zijn familie van elkaar. In de winter verblijven ze het liefst op een vaste standplaats, tenminste, als ze er een hebben, maar in de zomer trekken ze nog altijd rond. Verwar hen niet met de Roma die vrij recent, sinds 1990, vanuit Oost-Europa als economische migrant naar ons land zijn gekomen, maar ook om het racisme en de discriminatie in hun land te ontvluchten. Zij verkiezen wel een bakstenen huis. De Oost-Europese Roma en de Belgische woonwagenbewoners hebben in principe niets met elkaar te maken. Maar het grote publiek maakt geen onderscheid tussen beide groepen, hoewel de Roma geen rondtrekkende woonwagenbewoners zijn. Toch zijn er ook culturele gelijkenissen, zoals de muziekstijlen en de herkomst van hun talen.

De zigeunerkaart: uitsluiting leidt tot maatschappelijke kloof

Na de Tweede Wereldoorlog werd in ons land de ‘zigeunerkaart’ ingevoerd die werd afgeleverd door de vreemdelingenpolitie. Die kaart moest maandelijks door de rijkswacht worden afgestempeld zodat de overheid zicht had op hun verplaatsingen. Pas in 1975 werd ze afgeschaft en konden woonwagenbewoners zich inschrijven in het vreemdelingenregister. In 1990 kregen de meesten de Belgische nationaliteit. Maar door al dat controleren zijn ze de gewone maatschappij wel fundamenteel gaan wantrouwen. Ze verloren het vertrouwen in de overheid en de politie. Maar ook omgekeerd heerst er veel argwaan bij de gewone burger tegenover woonwagenbewoners. Armoede, het steeds worden verjaagd, de moeilijke aansluiting tot onderwijs en de diepe achterdocht hebben tot maatschappelijke uitsluiting geleid.

De woonwagen: van klein naar luxueus, maar niet voor iedereen

De woonwagens waren twintig jaar geleden gemiddeld drie meter breed tot vijf meter lang. Tegenwoordig zijn ze groter, tot zelfs dertien meter lang en zes meter breed, met meer ruimte, comfort en luxe, en met badkamer, keuken en slaapkamers voor elk gezinslid. Ze beginnen meer en meer op huizen te lijken; sommige hebben zelfs meerdere verdiepingen. Het blijven verplaatsbare woningen maar ze zijn niet meer bedoeld om mee rond te trekken. Om de woonwagen proper te houden, doet iedereen bij het betreden de schoenen uit, ook bezoekers. Dat gebruik stamt nog uit de tijd dat er werd rondgetrokken en men vaak op modderige terreinen halthield. Om hygiënische redenen worden de handen niet in de gootsteen in de keuken gewassen maar in een aparte wasbak. De keuken is de plaats waar het eten wordt bereid en moet om deze reden rein blijven. Ook het interieur en de meubelen moeten altijd schoon en afwasbaar zijn. Zetels, stoelen en tafels worden daarom met plastic overtrokken. Toch heerst er nog heel wat armoede onder de woonwagenbewoners en leven velen nog met het hele gezin in oude caravans of in kleine houten barakken die amper geïsoleerd zijn en vaak niet over de nodige basisvoorzieningen beschikken zoals stromend water of sanitair, waardoor ze zich met gasbidons en flessenwater moeten behelpen.

Amper voldoende vaste standplaatsen

Als het mogelijk is, verblijven ze op een residentieel woonwagenterrein dat door de gemeente wordt beheerd, die voor basissanitair en aansluiting op de nutsvoorzieningen zorgt. De kosten van water en elektriciteit moeten de bewoners zelf betalen, bovenop de huur per standplaats. Er zijn momenteel 31 gemeentelijke woonwagenterreinen in Vlaanderen, die allemaal volzet zijn en waarvoor zelfs lange wachtlijsten bestaan. Hoewel geschat wordt dat er nu 25 terreinen te weinig zijn, worden er al lang geen nieuwe meer gerealiseerd. Door dat tekort worden de mensen gedwongen om te gaan rondzwerven, wanhopig op zoek naar een legale standplaats. Maar ze zijn nergens gewenst en worden overal agressief onthaald en afgescheept. Ze zoeken dan maar naar andere oplossingen en verblijven soms zonder toestemming op weides, parkings of campings. Wel kunnen ze gebruik maken van de enkele doortrekkersterreinen in Vlaanderen. Dat zijn terreinen voor tijdelijk verblijf van maximum drie weken, waarna ze weer moeten vertrekken. Ze moeten hun aankomst op voorhand melden, hun plaats reserveren en huurgeld betalen.

Omdat ze nergens welkom zijn, verkeren ze in een acute woononzekerheid. Zo’n 300 Romgezinnen dolen rond omdat ze geen vaste standplaats hebben. In 2012 werd ons land nog veroordeeld door het Europees hof van de rechten van de mens omwille van de slechte opvang van woonwagenbewoners. Maar zo’n veroordeling heeft enkel een symbolische waarde, en kan juridisch niet worden afgedwongen, tot grote frustratie van de mensen. Het is ook net daarom dat er sinds die veroordeling niets is gebeurd. Er zijn geen terreinen bijgekomen. Nochtans werd in 2001 in Vlaanderen de woonwagen erkend als woonvorm en gelijkgesteld met andere ‘officiële’ woonvormen. Sindsdien is het een ‘legale’ vorm van wonen in Vlaanderen. In 2017 werd de woonwagencultuur zelfs erkend als Vlaams immaterieel cultureel erfgoed. Maar dit leidde niet tot meer integratie en betrokkenheid met de samenleving. Integendeel. De Vlaamse overheid lijkt zich wel terug te trekken, waardoor gevreesd kan worden dat ook de gemeentebesturen minder inspanningen zullen leveren voor de erbarmelijke leefsituatie van de woonwagenbewoners.

Op gesprek met Kim Janssens, auteur van Een leven lang opgejaagd

De auteur van het boek, Kim Janssens van het Minderhedenforum, toonde zich bereid toe te lichten waarom woonwagenbewoners zo stiefmoederlijk worden behandeld.

HUURDERSblad: Hoe komt het dat de overheid zo weinig aandacht schenkt aan woonwagenbewoners, zelfs na de veroordeling van ons land door het Europees hof van de rechten van de mens?
Kim Janssens: Het lijkt erop dat hier het gezegde ‘onbekend is onbemind’ geldt, zowel voor de gewone burger als voor de politici. Daarnaast kampen woonwagenbewoners nog steeds met een negatief imago en leven er nog heel wat vooroordelen over deze gemeenschap. Men wil hier dus liever niets van weten, niets mee te maken hebben. Nog een bijkomend probleem is dat hun stem absoluut niet wordt gehoord door het beleid. Dit is zowel de verantwoordelijkheid van de woonwagenbewoners zelf, die zich onvoldoende organiseren, als van de overheid, die te weinig inspraak organiseert. Er zijn ook veel te weinig ondersteunende organisaties die de belangen van deze mensen behartigen en werken aan de empowerment van de groepen opdat ze voor zichzelf zouden opkomen. Zelfs na een veroordeling van het Europees hof hebben we geen concrete verbetering gezien. Dit is waarschijnlijk te verklaren omdat zo’n veroordeling geen straf inhoudt voor ons land. Het is enkel een symbolische ‘tik op de vinger’. Europa heeft geen middelen om een lidstaat echt te dwingen de mensenrechten te respecteren. Ons land moet zich wel regelmatig verantwoorden bij Europa en aantonen dat ze de opvang van woonwagenbewoners beter organiseert. Men geeft dan voornamelijk een opsomming van beleidsmaatregelen, maar deze verantwoording is vaak zeer technisch en geeft veel te weinig de realiteit op het terrein weer. We merken dan ook dat de politiek niet wakker ligt van dergelijke veroordelingen.

HUURDERSblad: De woonwagenterreinen zijn een lokale bevoegdheid. Waarom staan gemeenten weigerachtig tegenover nieuwe woonwagenterreinen? Onlangs liet de gemeente Beveren zelfs in een huishoudelijk reglement opnemen dat bewoners voor het in aanbouw nieuwe woonwagenpark zelfs een uittreksel uit hun strafregister zouden moeten kunnen voorleggen.
Kim Janssens: Ook hier weer geldt de vrees voor het onbekende. Het wantrouwen is dan ook groot. De beeldvorming van woonwagenbewoners blijft nog steeds steken in clichés en vooroordelen. Bij hen zijn er gemiddeld niet meer criminelen dan bij de rest van de bevolking, maar dat idee leeft nog steeds, jammer genoeg. Samen met de woonwagenbewoners werken we aan dit imago, maar we ervaren dat verandering van beeld zeer moeilijk is. Zeker wanneer de media hierin mee schuldig zijn in hun berichtgeving over deze mensen. Sommige gemeenten hebben schrik dat wanneer ze een woonwagenterrein organiseren op hun grondgebied, dat dit een aanzuigeffect gaat hebben en andere woonwagenbewoners massaal naar hun gemeente zullen komen. Ook dit klopt niet. Daarnaast is een woonwagenterrein nog steeds een zeer beladen politiek dossier dat moeilijk te verdedigen valt bij de rest van de bevolking. Er is angst om hierdoor kiezers te verliezen of voor protest van de burgers.

HUURDERSblad: Waarom maakt de overheid sinds 2018 een onderscheid tussen woonwagenbewoners met en zonder vaste standplaats?
Kim Janssens: De Vlaamse overheid wenste enkel nog specifieke beleidsmaatregelen te nemen voor de meest kwetsbare woonwagenbewoners en volgens hen zijn dat de rondtrekkenden. Vanuit onze ervaringen op het terrein klopt deze redenering evenwel niet. Men zocht waarschijnlijk verantwoording om stilaan de aandacht voor deze ‘moeilijk beheersbare’ doelgroep te verminderen. Ik heb het gevoel dat de overheid al enige jaren niet goed weet wat ze met deze groepen moet aanvangen en er daarom liever geen specifieke aandacht voor wil (is mijn persoonlijke mening, niet die van het Minderhedenforum). Hiermee verdringt men ook de problemen van deze groepen. En met de huidige legislatuur lijkt het hier op, want men wil de hele doelgroep van woonwagenbewoners uit het integratiebeleid schrappen. Maar we blijven erop hameren dat het schrappen van een doelgroep uit het beleid niet de oplossing is. Integendeel, de problemen worden hierdoor alleen maar groter en complexer.

Dit artikel verscheen eerder in het huurdersblad, editie 243.