De vereeuwigde wachtlijst voor een sociale woning

Gepost op 2025-09-16

Afgelopen vrijdag klopte de Vlaamse Regering een nieuw groeipad af voor meer sociale woningen. Tegen 2042, binnen 17 jaar, moeten alle Vlaamse gemeenten samen 45.000 extra sociale woningen bouwen. Ze krijgen elk een aantal opgelegd, dat herverdeeld kan worden binnen het werkingsgebied van de woonmaatschappij die daar actief is. Er kunnen nog tot 11.000 extra sociale woningen gebouwd worden door gemeenten die meer willen doen dan het minimale. Dat betekent dat er tegen 2042 maximaal 56.000 extra sociale woningen kunnen bijkomen.

 

Te laat en te weinig

Het was lang wachten op een nieuw groeipad voor sociale woningen. Er kwamen de afgelopen jaren amper sociale woningen bij, en de vorige minister van Wonen, Matthias Diependaele, liet na om een nieuwe langetermijndoelstelling te bepalen. Terwijl iedereen weet: een sociale woning staat er niet van vandaag op morgen. Een doorlooptijd van minder dan drie jaar is zo goed als ondenkbaar. Dat de Vlaamse Regering nu pas een nieuw groeipad besliste, is dus jaren te laat.

Dat het toch gelukt is, klinkt bijna als een overwinning. Maar moeten we werkelijk blij zijn met een groeipad dat uitblinkt in gebrek aan ambitie? Amper een kwart van de Vlaamse huishoudens die vandaag op de wachtlijst staat voor een sociale woning zal tegen 2042 geholpen zijn. Dat staat haaks op de recente veroordeling van het Vlaamse woonbeleid door het Europees Comité voor Sociale Rechten én op het Woonbeleidsplan 2050, dat betaalbaar wonen voor élk Vlaams huishouden belooft.

De lat ligt zo laag dat je niet eens hoeft te springen om erover te kunnen. En dat is pijnlijk, want dat gebrek aan ambitie straalt af op de vele lokale besturen die de nieuwe opgelegde doelstellingen niet als een minimum, maar als een maximum zullen lezen.

 

Wonen op papier

In 2009 werd al beslist om 50.000 sociale woningen extra te bouwen tegen 2020. Die deadline werd twee keer uitgesteld, uiteindelijk tot december 2025. Vandaag blijkt dat meer dan 10.000 van die geplande sociale woningen niet gerealiseerd werden.

Een belangrijke oorzaak: gemeenten werden niet gesanctioneerd wanneer ze hun doelstellingen niet haalden. Het ‘bindend’ sociaal objectief bleek in werkelijkheid helemaal niet bindend. Dat wordt nu gelukkig anders, want er komt een boete voor gemeenten die geen zin hebben om meer sociale woningen te bouwen. Een goede zaak, zeker omdat die boetes rechtstreeks in de vorm van een huurpremie vloeien naar mensen die daardoor langer moeten wachten op een sociale woning. Maar de vraag blijft: zijn die boetes hoog genoeg om het verschil te maken?

 

Aanpassing financieringssysteem?

Een andere reden, vaak aangehaald door woonmaatschappijen, is dat hun financiering ontoereikend is. Daardoor zijn ze minder geneigd om volop in te zetten op maximale groei. We hebben nood aan stabiele en financieel sterke woonmaatschappijen, dus juichen we toe dat de Vlaamse Regering besliste om meer tussen te komen in de financiering van hun leningen. Alleen betekent dit dat er met hetzelfde budget minder sociale woningen kunnen worden gebouwd. Tegelijk moeten nieuwe sociale huurders straks hogere huurprijzen te betalen wat hun armoederisico dreigt te vergroten. De precieze uitwerking is nog onduidelijk, maar deze zogenaamde oplossing dreigt zo vooral een nieuw probleem te creëren.

 

Waar moeten die woningen komen?

Maar ook gronden zijn schaars, wat een rem kan zetten op nieuwe ontwikkelingen. We pleiten daarom al langer voor een aanpak waarbij in grotere private ontwikkelingen een verplicht aandeel sociale woningen worden opgelegd. Minister Depraetere kondigde in haar beleidsverklaring een robuust en juridisch sluitend kader aan dat kan worden ingezet door gemeenten die daar gebruik van willen maken. Maar opvallend genoeg zweeg ze daar afgelopen weekend over.

 

Imago

Minder stil was de minister over de verstrenging van de taal- en werkvoorwaarde. Net als haar voorgangers laat ze blijkbaar geen kans onbenut om te wijzen op plichten van sociale huurders en kandidaat-huurders die losstaan van de woonbehoefte. Dat draagt bij aan de perceptie dat sociale huurders en kandidaat-huurders de taal niet zouden willen spreken of niet zouden willen werken, wat niet alleen onjuist is, maar ook de aandacht afleidt van de structurele tekortkomingen van ons woonbeleid.

 

Vlaanderen blijft achter

De harde conclusie is dat onze sociale huurmarkt al jarenlang klein wordt gehouden. Met dit groeipad komen we de volgende 17 jaar geen stap dichter bij de realisatie van het recht op wonen. We blijven steken op 6% sociale woningen, aanzienlijk minder dan de ons omringende landen. Dat is een ontnuchterende boodschap, niet in het minst voor al die mensen op de steeds langer wordende wachtlijst die zich moeten behelpen in een onbetaalbare, onzekere en/of slechte woning op de losgeslagen private huurmarkt.