Nieuw toewijzingssysteem in de sociale huur vernietigend onthaald

Gepost op 2021-09-09

De wachtlijsten voor een sociale woning zijn enorm lang. Beslissen wie een aanbod krijgt is niet evident. De Vlaamse regering besliste nu over een nieuw toewijzingssysteem. Dat zou transparanter, objectiever en eenvoudiger moeten zijn dan vandaag. Wie zich verdiept in de nieuwe plannen, zal al snel besluiten dat deze voornemens absoluut niet in de praktijk gebracht worden. Daarenboven zullen de meest kwetsbare huurdersprofielen nog moeilijker kunnen instromen.

 

Wachtlijst

We hebben in Vlaanderen onvoldoende sociale woningen. Zowat 170.000 gezinnen en alleenstaanden staan op de wachtlijst voor een sociale woning. Nog eens 80.000 huishoudens zijn niet ingeschreven maar hebben er wel recht op. Met zo’n immense nood is het moeilijk kiezen aan wie een vrije sociale woning wordt toegewezen. Schaarste moeten verdelen is altijd lastig. Laat er dus geen twijfel over bestaan dat we in eerste instantie volop moeten inzetten op meer sociale woningen. We blijven ons afvragen waar een ambitieuzer groeipad voor sociale woningen blijft.

 

De doelgroep

Om op een rechtvaardige manier te beslissen wie een aanbod voor een sociale woning krijgt, moeten we eerst de doelgroep afbakenen. Enkel mensen met lagere inkomens die geen eigendom hebben komen in aanmerking. Dat is vandaag al zo en blijft ook zo. Die mensen kunnen zich inschrijven bij een sociale verhuurder. Wanneer een woning vrijkomt, dan moet die sociale verhuurder regels volgen om te beslissen wie uitgenodigd wordt om de woning te huren. Op dit moment wijzen sociale huisvestingsmaatschappijen vooral toe volgens chronologie, met een aantal specifiek omlijnde voorrangen. Sociale verhuurkantoren verhuren dan weer op basis van woonnood aan mensen met de laagste inkomens.

De manier waarop toewijzingen gebeuren, wordt als ondoorzichtig en complex ervaren. Met de fusie van de sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren tot één woonmaatschappij in het vooruitzicht, maakte de Vlaamse regering onder aansturing van minister van Wonen Matthias Diependaele nu werk van een nieuw en uniform toewijzingssysteem.

 

Lokale binding

Dat nieuwe toewijzingssysteem bestaat uit drie pijlers. In een eerste pijler wordt lokale binding het belangrijkste criterium. Een stuk belangrijker zelfs dan chronologie. Wie tijdens de laatste 10 jaar minstens vijf jaar onafgebroken op het grondgebied verbleef, springt over de andere wachtenden.

De uitgesproken focus op lokale binding wordt zo een echt uitsluitingsmechanisme. Wie in een andere regio wil gaan wonen en nood heeft aan een sociale woning, wordt dat in de praktijk belet. Wie in een andere streek wil gaan wonen omwille van bijvoorbeeld huiselijk geweld, omdat de kinderen in die regio zijn gaan wonen, omdat je nog niet zo lang in het land bent of omdat je daar werk hebt gevonden, maakt in de praktijk quasi geen kans meer op een sociale woning.

Er wordt door deze regering steevast gesteld dat sociale huisvesting moet dienen voor wie het echt nodig heeft. Wel, met deze lokale binding gaat ze in tegen haar eigen doelstelling. We weten namelijk dat de verhuisfrequentie bij mensen in armoede veel hoger is dan gemiddeld en dat zij dus bijzonder moeilijk aan die strenge voorwaarde kunnen voldoen. Ook voor erkende vluchtelingen vormt dit een onoverkomelijke drempel, want uiteraard kunnen zij geen vijf jaar onafgebroken lokale binding aantonen.

Lokale besturen krijgen wel de vrijheid om de voorwaarden van lokale binding nog meer te verstrengen, maar mogen die niet verzachten of achterwege laten. Blijkbaar kan er nooit teveel lokale binding gevraagd worden, terwijl we in de praktijk toch al veel te verregaande en discriminatoire omschrijvingen hebben gezien zoals ‘geboren zijn in de gemeente’ om een sociale huurwoning te bekomen.

Lokale binding belet woonmobiliteit, maar ook de keuzevrijheid van sociale kandidaat-huurders. Waar 93% van de Vlamingen kan kiezen waar hij woont, moeten deze kandidaat sociale huurders een langdurige lokale binding aantonen, waardoor hun vrije keuze vervalt. Daarenboven heeft het Grondwettelijk Hof eerder al geoordeeld dat een voorwaarde van lokale binding de vrijheid van vestiging niet mag beperken zonder dat redenen van woonnood aan de basis liggen.

Minstens 50% van de toewijzingen zou via deze eerste pijler verlopen. Dit wordt dan ook de standaardtoewijzing genoemd.

 

Woonnood

20% van de toewijzingen zouden verlopen via een tweede pijler. Deze worden omschreven als ‘versnelde toewijzingen’. Mensen met een extra of acute kwetsbaarheid op de woonmarkt kunnen via deze weg instromen. Er worden een limitatief aantal doelgroepen bepaald die hiervoor in aanmerking komen (mensen met een geestelijk gezondheidsprobleem die zelfstandig gaan wonen, mensen in slechte huisvesting, mensen in dreigende- dak- of thuisloosheid, jongeren die begeleid zelfstandig zullen wonen en mensen in bijzondere omstandigheden van sociale aard). Een lokale toewijzingsraad moet een afwegingskader maken en zal dus moeten beslissen wie van deze groepen het meest dringend een woning nodig heeft. Voor deze 20% toewijzingen wordt geen lokale binding opgelegd.

Die 20% is echter veel en veel te weinig. Vandaag zien we al dat er onvoldoende toewijzingen gebeuren aan mensen met een extra kwetsbaarheid op de woonmarkt, bijvoorbeeld omdat ze dak- of thuisloos zijn of dreigen te worden. Met dit nieuwe systeem neemt het aantal toewijzingen voor hen helemaal niet toe, maar daalt het net sterk. Wanneer we vergelijken met de huidige systemen, dan houden we straks maar ongeveer 2/3e van het aantal toewijzingen voor deze kwetsbare huurders over. In sommige regio’s waar ze nu al veel toewijzen aan kwetsbare profielen, daalt dat zelfs tot onder de helft.

Dat is een grote achteruitgang en is werkelijk problematisch omdat op die manier ook mensen uit noodwoningen en andere opvangsystemen niet meer voldoende kunnen doorstromen. Het ziet er naar uit dat ook die welzijnsvoorzieningen verder zullen dichtstroppen bij gebrek aan volwaardige woonoplossingen.

We kunnen er ook niet omheen dat de uitwerking van deze toegangspoort bij elke woonmaatschappij en zelfs tot op gemeenteniveau kan en meestal zal verschillen, wat het voor kandidaten-huurders tot een kluwen maakt. Het feit dat de keuze in handen ligt van een lokale toewijsraad, helpt eveneens niet inzake het garanderen van objectiviteit en transparantie. Vanuit het oogpunt van de kandidaat-huurder is dit een black box want hij kan niet inschatten waarom hij wel of niet wordt geselecteerd. Doordat de toewijzingsraad maar op bepaalde momenten samenkomt, bestaat daarenboven de vrees dat er niet snel genoeg ingespeeld kan worden op acute woonnoden.

Ook kan aan deze huurders een verplichte woonbegeleiding opgelegd worden. Nochtans heeft helemaal niet iedereen die in urgente woonnood verkeert nood aan woonbegeleiding. Er mag uiteraard wel verwacht worden van de huurder dat hij de huur betaalt, de leefbaarheid verzekert en de woning goed onderhoudt. En uiteraard moet er voldoende capaciteit aan woonbegeleiding gecreëerd worden zodat iedereen die dat wil hier beroep op kan doen. Maar daar zou geen verplichting bij het sluiten van het contract aan gekoppeld mogen worden.

Verplichte begeleiding gaat trouwens sterk in tegen de kennis die we hebben opgedaan over housing-led benaderingen. Die visie stelt dat alles begint bij een onvoorwaardelijke woning. Er wordt in dit systeem wel voortdurend begeleiding aangeboden, maar zonder verplichtingen. De successen van deze benadering zijn onderzocht en worden door iedereen bejubeld, maar toch grijpt deze regering terug naar het idee dat het recht op wonen voorwaardelijk is.

Door zo sterk te focussen op de begeleiding van sociale huurders, zouden ook gegevens over gedragskenmerken van de huurder uitgewisseld moeten worden. Dit raakt bijzonder fors aan de privacy van de betrokken kandidaat-huurders. Daarenboven menen we dat welzijnsactoren beter dan de sociale verhuurder kunnen inschatten en beslissen of er nood is aan begeleiding.

 

Specifieke doelgroepen

Het lokaal bestuur kan zelf beslissen of ze een derde pijler wil uitwerken. Deze kan maximaal 30% van de toewijzingen bedragen. Binnen deze pijler moeten specifieke doelgroepen bepaald worden die een voorbehouden plaats krijgen. De Vlaamse Regering omschrijft een aantal mogelijke doelgroepen zoals senioren of personen met aan handicap, maar een lokaal bestuur kan er ook zelf toevoegen. Eigenaardig genoeg kunnen sommige doelgroepen, zoals mensen in dak- of thuisloosheid zowel via pijler twee als via pijler drie gekozen worden. Het is afwachten of lokale besturen zullen opteren om hier effectief ook doelgroepen te selecteren met een specifieke woonproblematiek. Problematisch is in elk geval dat ook op deze pijler verplicht lokale binding zal gelden.

Dit is een zeer verregaande vorm van decentralisatie zonder dat wordt aangetoond waarom dit nodig is. Het is onduidelijk waarom kwetsbare doelgroepen niet allen, zonder lokale binding, meegenomen kunnen worden in de tweede pijler.

 

Mutaties

We mogen niet vergeten dat we de komende jaren ook mogen verwachten dat heel veel sociale huurders zullen moeten verhuizen naar een andere sociale woning wegens een renovatie op de plek waar ze nu wonen. Dat betekent dat we de eerstkomende jaren mogen verwachten dat daardoor het aantal toewijzingen voor nieuwe sociale huurders al bij al eerder beperkt zal blijven.

 

Conclusie

De doelstellingen inzake een verhoogde objectiviteit, eenvoud en transparantie worden helemaal niet gehaald. Het systeem is zo complex dat een kat er haar jongen niet meer in terugvindt.

Daarnaast stellen we vast dat door het buitengewoon grote belang van lokale binding bijzonder hoge drempels opgeworpen worden die zelfs kwetsbare groepen mensen uitsluiten van de sociale huur. We kunnen er ook niet om heen dat het systeem totaal uit evenwicht wordt gebracht door het te beperkte aantal toewijzingen voor mensen met een extra of acute woonnood. Dat zal dak- en thuisloosheid net meer in de hand werken dan oplossen en raakt aan het recht op wonen van de meest kwetsbare personen.