Kwijtschelding kosten water en energie voor april en mei bij studentenhuur

Gepost op 2020-06-29

Studenten die een studentenhuurcontract sloten vanaf 1 januari 2019, kunnen voor de maanden april en mei 2020 de vergoeding voor water en elektriciteit in mindering brengen indien zij in die periode hun ‘kot’ of studentenverblijf niet betrokken (mede ten gevolge van coronamaatregelen). Deze regeling treedt in werking op 29 juni 2020.

De redenering is dat, als in die periode de student zijn studentenverblijf niet betrok, er dan ook geen verbruik is. Dan zou het ook onredelijk zijn dat dit wel verschuldigd is. Bovendien zijn sommige studenten of hun ouders in de financiële problemen gekomen door bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of het verlies van studentenjobs.

 

Niet op kot

Het bewijs dat de student in die periode niet op kot verbleef, mag met alle middelen van bewijsrecht worden geleverd, inclusief getuigen of zelfs overeenstemmende vermoedens. Je mocht in die periode namelijk niet verhuizen van het kot naar het ouderlijk huis of omgekeerd. Een (liefst schriftelijke) getuigenis door een andere kotstudent die wel op kot verbleef en bevestigt dat je er in die periode niet verbleef, volstaat reeds. Maar ook een treinticket rond 29 maart van de stad waar je kot is gelegen naar je ouderlijk huis, een getuigenis van de apotheker of winkelbediende die bevestigt je in die periode regelmatig gezien te hebben in de gemeente van je ouders of een mail uit die periode aan de verhuurder of iemand anders waaruit blijkt dat je niet in het studentenverblijf was.

Doordat de kosten voor elektriciteit en water voor de maanden april en mei 2020 niet verschuldigd zijn, worden ze kwijt gescholden en kan de student ze terug vorderen van de verhuurder. Want deze zijn normaal reeds betaald. De student kan dit bij gewone mail (best met ontvangst- en leesbevestiging) terugvorderen of compenseren door het bedrag in mindering te brengen van volgende maandelijkse betalingen voor kosten. Een aangetekend schrijven is dus strikt genomen niet nodig.

De verhuurder betaalt op verzoek van de huurder de onverschuldigde bedragen uiterlijk binnen de 14 kalenderdagen volgend op het verzoek. Doet hij dit niet tijdig, dan kan de wettelijke interest aangerekend worden.

Hoe dan ook moet deze verrekening gebeurd zijn uiterlijk bij het einde van de huurovereenkomst wanneer er doorgaans ook gediscussieerd wordt over de terugbetaling van de huurwaarborg en de eventuele afrekening van verschuldigde kosten. Indien de studentenhuurovereenkomst vroeger eindigt, dan moet dit binnen de twee maanden na inwerkingtreding van deze regeling gebeuren. Eist de huurder deze som later (na twee maanden of na het einde van de studentenhuurovereenkomst), dan kan de verhuurder de verjaring inroepen.

 

Forfait of provisie?

Bij een studentenhuurovereenkomst zit de kost voor het water en de elektriciteit normaal niet inbegrepen in de huurprijs maar moet die apart aangerekend worden (zie artikel 60 Woninghuurdecreet). Als die dus apart aangerekend wordt, zijn er twee mogelijkheden. De kosten worden vast of forfaitair bepaald (omdat er doorgaans geen aparte individuele meters zijn) of ze worden met (maandelijkse voorschotten) betaald waarbij op het einde van het jaar dan een afrekening gebeurt aan de hand van de individuele meterstanden.

Welnu, enkel wanneer de vaste vergoeding of het voorschot afzonderlijk is bepaald en men dus precies weet hoeveel men voor water en elektriciteit maandelijks moet betalen, kunnen deze bedragen voor de maanden april en mei 2020 in mindering worden gebracht. Alleen is er vaak maar één voorschot of forfait bepaald voor allerlei kosten (water en elektriciteit, maar ook internet, schoonmaak of verwarming). In dit geval kan de kost voor elektriciteit en/of water niet apart worden bepaald. In deze gevallen werd bepaald dat de maandelijkse vergoeding voor water en elektriciteit gelijk is aan 10 % van het maandelijks totaal van de huurprijs en de afzonderlijke kosten die in rekening worden gebracht.

Laat ons een voorbeeld nemen. De maandelijkse huurprijs voor een studentenkamer bedraagt 480 € en de aparte maandelijkse kosten bedragen 45 €. Als de student in april en mei de studentenkamer niet heeft betrokken kan voor 2 maanden 10% van 525 euro terugvorderen, wat neerkomt op 52,5 euro per maand en dus 105 euro in totaal.

Dezelfde werkwijze geldt als overeengekomen werd dat water en elektriciteit inbegrepen zijn in de huurprijs zelf.

 

Solidariteit

Indien de verhuurder en de student reeds eerder, naar aanleiding van corona, een vermindering van de huurprijs en/of kosten en lasten zijn overeengekomen voor een bedrag dat gelijk is of meer bedraagt dan wat hierboven is bepaald, dan kan de huurder uiteraard geen verzoek tot terugbetaling van teveel betaalde kosten voor april en mei indienen. De kosten zijn dan immers al gecompenseerd.