Afschaffing van de terugdraaiende teller bij zonnepanelen: impact op de private huurders
Gepost op 2021-08-31Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 14 januari 2021 twee artikels uit het Energiedecreet vernietigd. Daardoor hebben investeerders in zonnepanelen niet langer de garantie over de toepassing van de terugdraaiende meter. Dat heeft echter ook een impact voor huurders met zonnepanelen.
Wie over zonnepanelen beschikt en nog steeds een terugdraaiende teller heeft, wordt normaal vergoed voor de overtollige elektriciteit. Wanneer deze opgewekte elektriciteit niet wordt verbruikt door de bewoner, wordt deze op het net gezet en draait de teller terug. Technisch kan dat nu eenmaal niet anders.
In de toekomst zal men echter de digitale, zogenaamde slimme meter, uitrollen. Hierdoor kan zowel de hoeveelheid opgewekte elektriciteit als de door de bewoners verbruikte elektriciteit gemeten worden. Voor de op het net geïnjecteerde elektriciteit zullen overnamecontracten met de distributiemaatschappijen gesloten moeten worden. En dit tegen een veel lager tarief dan wat men betaalt voor het eigen verbruik van de door zonnepanelen opgewekte elektriciteit. Dat komt omdat op het moment van veel opgewekte zonne-energie, het aanbod aan elektriciteit hoog is terwijl de vraag eerder laag is. Dat leidt tot lage elektriciteitsprijzen op die momenten.
Het Vlaams parlement had bij de aanpassing van het Energiedecreet daarom aan de eigenaars en investeerders in zonnepanelen beloofd dat ze blijvend konden rekenen op de terugdraaiende teller. Die rekenden daarop om hun investering rendabel terug te verdienen. Het Grondwettelijk Hof heeft die garantie op een terugdraaiende teller echter afgeschaft, onder meer omdat het Vlaams parlement hiermee ten onrechte de federale bevoegdheid heeft betreden. Zowel de CREG (federale energieregulator) als de VREG (Vlaamse energieregulator) hadden hiervoor op voorhand gewaarschuwd. Wat gebeurd is, stond dus in de sterren geschreven.
Compenserende investeringspremie voor eigenaars zonnepanelen
De Vlaamse Regering, bij monde van minister voor Energie Zuhal Demir, heeft nu een compensatieregeling uitgewerkt (een compenserende premie) voor het rendementsverlies die eigenaars van zonnepanelen dreigen te lopen door de afschaffing van de terugdraaiende teller.
Personen die investeerden in zonnepanelen mochten er namelijk vertrouwen in hebben dat de overheid haar belofte dat de terugdraaiende teller nooit zou afgeschaft worden, zou nakomen. Wie in zonnepanelen investeerde heeft hiermee rekening gehouden, nu het rendement gunstig beïnvloed werd door de opgewerkte zonenergie die op het net werd geïnjecteerd.
Van zodra voor de zonnepaneelinstallatie wordt overgeschakeld op een digitale meter kunnen de eigenaars een compenserende investeringspremie krijgen die berekend wordt in functie van het opgewekt vermogen en de duur van de zonnepaneelinstallatie. Op die manier hoopt de Vlaamse regering het geschokt vertrouwen in haar deels te herstellen.
Huurders en loutere gebruikers blijven in de kou staan
Maar niet alleen de eigenaars en investeerders dreigen de dupe te worden. Ook private huurders die een woning met een zonnepanelen huren, dreigen het slachtoffer te worden zodra de terugdraaiende teller wordt vervangen door een digitale teller. Want vanaf dat moment zullen ze nog slechts een minimale vergoeding krijgen voor de elektriciteit die op het net wordt geplaatst wanneer ze de opgewekte elektriciteit niet zelf verbruiken. En alhoewel de huurder van een dergelijke woning net zo goed in zijn vertrouwen in de overheid is geschokt, wordt voor hem geen enkele compensatiepremie of -regeling uitgewerkt. Vragen daarover vanuit het Vlaams Huurdersplatform of de huurdersbonden bleven tot op heden onbeantwoord of stoten op een ‘njet’. Het enige wat deze private huurders kunnen doen is zoveel als mogelijk de elektriciteit verbruiken (bv. voor de wasmachine) op het moment dat de zon schijnt. Maar die aanpak kan natuurlijk nooit het verlies volledig compenseren.
Vanuit de regering wordt geantwoord dat de huurders dan maar zelf met hun verhuurder een aangepaste regeling moeten uitwerken. Maar hieronder zullen we toelichten waarom zoiets bijzonder lastig wordt en voor recente woninghuurcontracten zelfs ondoenbaar is.
Huurders die een kostenvergoeding betalen voor de door zonnepanelen opgewekte elektriciteit
De meeste woninghuurders die een huurcontract hebben afgesloten voor 1 januari 2019 betalen een kostenvergoeding voor de elektriciteit die door zonnepanelen op hun huurhuis is opgewekt. Hoe die regeling er precies uitziet en hoe de hoogte van die kostenvergoeding is bepaald, hangt af van huurcontract tot huurcontract. Met de huurdersbonden raden we in ieder geval aan dat de huurder zelf klant of abonnee is bij de distributiemaatschappij en zo de voor hem meest gunstige energieleverancier kan kiezen. Het is namelijk zijn recht om zelf zijn energieleverancier te kiezen. Een private verhuurder kan en mag hieraan geen afbreuk doen. Indien bovendien de huurder een zogenaamde beschermde klant is, die recht heeft op het sociaal gas- en elektriciteitstarief, heeft deze huurder hier zeker alle belang bij.
Meestal wordt naast de verlaagde elektriciteitsfactuur die de huurder aan de distributiemaatschappij betaalt, een aparte vaste of forfaitaire vergoeding overeengekomen met de verhuurder van de woning voor de elektriciteit die door de zonnepanelen is opgewekt is en/of verbruikt. Doordat die huurder met zonnepanelen vanaf de installatie van de digitale meter meer zal moeten betalen voor de van het distributienet afgenomen elektriciteit (door de afschaffing van de terugdraaiende teller), zou het niet onredelijk zijn om de forfaitaire vergoeding met een vergelijkbaar bedrag te verkleinen. Immers als een vaste vergoeding is overeengekomen, kunnen verhuurder en huurder altijd de kosten herzien of omzetten in werkelijke kosten. Bij gebrek aan een onderling akkoord kan je dit ten allen tijde voorleggen aan de vrederechter. Win dan vooraf een juridisch advies in bij de huurdersbond. Want diegene die de herziening van de vaste vergoeding naar omlaag aanvraagt, moet ook het bewijs leveren dat de overeengekomen vergoeding te hoog is.
Verder is het logisch dat de huurder/abonnee een contract met een distributiemaatschappij afsluit om voor de ‘overtollige’ elektriciteit die op het distributienet wordt gezet een redelijke vergoeding te krijgen. Die dient de huurder ten goede te komen aangezien hij de huurwoning met zonnepaneelinstallatie huurt en er dus ook het genot van heeft.
Huurders die een hogere huurprijs betalen voor de zonnepaneelinstallatie
Anders ligt het met woninghuurders die sinds 1 januari 2019 een woninghuurcontract voor hun huurwoning (bestemd tot hoofdverblijf) hebben afgesloten of die over een op dat moment lopende mondelinge huurovereenkomst beschikken. Deze woninghuurcontracten vallen onder toepassing van het Vlaams woninghuurdecreet.
In deze contracten wordt immers verondersteld dat in ruil voor het voordeel die de huurder door de zonnepaneelinstallatie heeft (een lagere elektriciteitsfactuur), hij een hogere basishuur of aanvangshuurprijs betaalt. Men zou dan kunnen redeneren dat vanaf de introductie van de digitale meter, de basishuurprijs met een vergelijkbaar bedrag naar omlaag wordt herzien. Dit ten gevolge van nieuwe omstandigheden. Dit zijn externe omstandigheden die huurder en verhuurder op het moment van het sluiten van de huurovereenkomst redelijkerwijze niet konden voorzien en ook niet in hun macht hadden. De afschaffing van het recht op een terugdraaiende teller voldoet aan die criteria en kan dus beschouwd worden als een nieuwe omstandigheid die een tussentijdse herziening kan rechtvaardigen.
Alleen maakte de dwingende reglementering van het Vlaams Woninghuurdecreet dat quasi onmogelijk. Die stelt immers dat een herziening van de huurprijs wegens nieuwe omstandigheden slechts mogelijk is in wel bepaalde periodes voorafgaand aan het verstrijken van een periode van drie jaar van het huurcontract. En bovendien moet de marktwaarde van het pand door deze nieuwe omstandigheden gestegen of gedaald zijn met minstens 20 % van de wettelijk eisbare huurprijs. Welnu aan die laatste voorwaarde dreigt nooit voldaan te zijn.
Gezien deze specifieke problematiek, verwachten we ook een specifiek antwoord van de regering en dus een werkbare regeling in de Vlaamse huurregelgeving. Of verliezen onze beleidsmakers opnieuw de huurders opnieuw uit het oog?
We geven tot slot nog mee dat, voor de klassieke sociale huurders (van sociale huisvestingsmaatschappijen) een aparte reglementering is uitgewerkt, die echter buiten het bestek van dit artikel valt.